Bali: tempels, offers en kruidnagels

Tempel bij het Bratan meer

Fietsen op Bali: de geur van kruidnagel en wierook, de smaak van Saté en Nasi Campur, rijstvelden in alle tinten groen, terrasgewijs tegen de berg, tempeltjes en offergaven… Wij mochten het allemaal beleven omdat onze vlucht, de MH 17, niet op 17 juli vertrok maar een paar dagen eerder…

Tempels en offers
Op onze eerste dag op Bali wandelen we over een plankier door een mangrovebos. Zelfs in dit woud stuiten we op een klein hindoetempeltje.
Er komt juist een bootje aangevaren en de mensen lijken een picknick bij zich te hebben: een groot dienblad met daarop allemaal kleine schaaltjes van bamboe, gevuld met…
ja, met wát eigenlijk?
Op ieder schaaltje ligt, op precies dezelfde wijze gerangschikt:   een bloemetje, een pepermuntje, een lolly in een rood papiertje, een zout koekje en een sigaret. Vreemde picknick…
De mensen stappen uit het bootje en beginnen de schaaltjes
te distribueren: eentje voor de ingang van het tempeltje,
eentje achter de ingang, eentje op het trapje, enzovoorts.
Het blijken offergaven te zijn.
De rest van onze vakantie zullen we mensen overal dergelijke offertjes zien brengen.
Bij tempels, voor de deur van hun huis, winkel of restaurant… Zelfs als we op het terrasje voor onze hotelkamer zitten, kan het gebeuren dat iemand daar een nieuw offerschaaltje komt neerzetten.
Die offers zijn bedoeld voor goden en geesten van voorouders, maar die doen er voor het oog weinig mee, dus blijft de boel liggen. Overal op straat zie je inmiddels vertrapte en halfvergane offerschaaltjes. Wie er wel zichtbaar van profiteren zijn de dieren: honden, kippen en varkens staan lekker te smikkelen
uit de schaaltjes, en in het mangrovewoud liep zelfs een otter
met een zout koekje in z’n bek!
Verder zien we langs de weg regelmatig processies
en vrouwen met op hun hoofd schalen waarop het fruit
hoog opgetast ligt, op weg naar de dichtstbijzijnde tempel.
Ze hoeven daarvoor nooit ver te lopen. Daarom zijn wij
nooit veel wijzer als onze routebeschrijving weer eens vermeldt
dat we ‘bij de tempel’ naar rechts moeten:
er staat op iedere hoek een tempel!

 

 

Werelderfgoed
Het Balinese bergdorpje Jatiluwih staat op de lijst
van Werelderfgoed en dat is terecht: in dit dorpje zie je
de rijstvelden terrasgewijs, in alle schakeringen van groen,
tegen de berghellingen liggen.
Maar wat is het er druk! Auto’s en brommertjes met toeristen rijden af en aan, en de paden tussen de rijstvelden zijn vergeven van mensen die voornamelijk zichzelf en elkaar op de foto zetten, waarbij ze het schitterende landschap als minder belangrijk achtergrondje
lijken te beschouwen.
Wij nemen onze intrek in een van de twee hostels die het plaatsje biedt, en volgen een pad wat verder de rijstvelden in. Al snel lopen we nog slechts tussen Balinezen, die op rubberlaarzen in de veldjes aan het werk zijn.
En we gaan een eindje gelijk op met een paar jongetjes die hun school T-shirt nog aan hebben.
Als we terugkeren in het dorp zijn alle toeristen verdwenen.
Bijna iedereen blijkt hier te komen op een dagtocht vanaf
de grote resorts aan de kust. Wij gaan met een Bintang
– het plaatselijke biertje – op onze waranda zitten, en genieten van
het schitterende uitzicht op de rijstvelden, met in de verte een paar vulkanen.
Over het weggetje lopen nu alleen nog mensen met karakteristieke punthoedjes, die na gedane arbeid
huiswaarts keren.
Als we willen gaan eten, blijkt Billy’s Terrace Cafe, het grotere restaurant dat trots afficheert al sinds 1969 toeristen te bedienen, dit alleen overdag te doen: het is inmiddels gesloten.
Wij denken pech te hebben, maar lezen later op de recensiesite: “Dit restaurant belazert al sinds 1969 toeristen: het eten is niet lekker en schandalig duur.”
Het hele dorpje is inmiddels tot stilstand gekomen, alle toeristenrestaurantjes zijn gesloten. Alleen de beide hostels bieden hun gasten nog de gelegenheid een avondmaaltijd
te nuttigen; wij eten een verrukkelijke Nasi Campur voor bijna geen geld.
Hoe mooi het ook allemaal was…
de volgende ochtend is het nog veel mooier
als we de zon rood zien opkomen boven rijstvelden en vulkanen! Op de voorgrond schuifelen de punthoedjes alweer naar
hun veldjes. Als we na een heerlijk ontbijt en een wandelingetje met onze bagage het dorp uit fietsen, tuffen de eerste auto’s
en brommertjes van de nieuwe dag ons tegemoet.

“Bij het bereiden van gerechten moet daarmee rekening gehouden worden”
’t Is op Bali altijd even oppassen met wat je eet:
het kan erg scherp zijn. Bij kleine eettentjes onderweg ben ik
altijd extra op m’n hoede, bij de grotere, op toeristen ingestelde restaurants waar we ’s avonds eten, valt het meestal wel mee.
Toch neem ik van rode sausjes en pepertjes altijd eerst
een voorzichtig klein hapje, en een enkele keer ben ik genoodzaakt het lekkers op de rand van mijn bord te laten liggen.
Tegen het eind van de vakantie eten we in een restaurant in Tanah Lot,
een grote toeristische trekpleister, te midden van mensen uit (bijna) alle werelddelen. Vlees en saus waren pittig gekruid, maar ik heb een fijn hapje frisse, groene salade
voor het laatst bewaard. Ik neem flinke een hap, kauw… en heb onmiddellijk het gevoel
dat een vlammenwerper rechtstreeks mijn mond in blaast! Mijn lippen! Mijn verhemelte! Mijn tong! Mijn keel! Mijn slokdarm! Mijn maag! Water drinken helpt niet, ik word gek
van de pijn, kan niet blijven zitten. Ik verlaat het terras en drentel een tijdje wanhopig
op en neer. Mijn mond houd ik open in de richting waar de wind vandaan komt, in de ijdele hoop…
Na een minuut of vijf neemt de pijn wat af en kan ik weer plaats nemen aan tafel en mijn bord aan een onderzoek onderwerpen: WAT heeft deze pijn veroorzaakt? Tussen de frisse groene sla
zie ik een heel lullig, piepklein, groen pepertje liggen.
Googelen levert deze informatie op:
Rawit is in Indonesië de benaming voor kleine pepertjes. Rawits zijn vele malen heter
dan de meeste Chilipepers. Bij het bereiden van gerechten moet daarmee rekening gehouden worden.’

Eerherstel voor de kruidnagel

Fietsend over Bali vragen we ons af: wat is toch die heerlijke, kruidige lucht? Hij komt ons vaag bekend voor, maar we kunnen hem niet thuisbrengen… Even later zien we achter een lage heg
op een betonvloer allemaal kleine, bruine dingetjes liggen.
“Zou dat kruidnagel zijn?” Een blik in de reisgids bevestigt
ons vermoeden.
Ik heb nooit veel opgehad met kruidnagel. Ook al  staat er sinds mensenheugenis een potje in onze keukenkast, als ik het drie keer gebruikt heb is het veel. Maar dit is heel iets anders! Wat een heerlijke lucht!
We zien nu ook hoe de kruidnagels groeien: aan fraaie bomen met dicht groen loof
en bloemknoppen die in kleine trossen aan het uiteinde van de takjes hangen.
Mannen op ladders zijn bezig met de oogst: de bloemknoppen worden heel voorzichtig
met de hand geplukt. Dit moet gebeuren juist voordat ze opengaan. Zijn de bloemknoppen eenmaal uitgekomen, dan is het te laat: ze kunnen dan niet meer als specerij
gebruikt worden.
De geplukte bloemknoppen hebben de vorm van een nagel (spijker), vandaar de naam kruidnagel. Ze worden op kleedjes
of betonvloeren uitgespreid om in de buitenlucht te drogen.
Eenmaal thuis zoek ik ons potje kruidnagel op in de keukenkast,
ik vind het helemaal achteraan. De geur in dat potje heb ik nooit bijzonder gevonden, en bovendien zal die er na al die jaren
wel af zijn. Ik draai het potje open… en daar is hij weer! Die zoete, pikante en doordringende lucht, die mij meteen terugvoert naar die heerlijke dagen op Bali!

De kentering
In Amed logeren we in een bungalowtje direct aan het strand.
Een heerlijk ontbijt wordt ’s morgens geserveerd
op onze eigen waranda. Daarna vertrekken we voor
een van de mooiste fietstochtjes van de vakantie:
we rijden over een rustig weggetje langs zee, onder de voet
van een vulkaan langs.
Bij het verlaten van het dorp stoppen we voor een foto
als we bij een hostel een bord zien:
“No internet, no t.v., no stress, no worries!”
Helemaal ons idee van vakantie! Wij reizen zonder iphones
en kranten zijn hier niet te koop…
We horen het allemaal wel weer als we thuis zijn!
Een paar uur later eten we op een terrasje in the middle of nowhere.
We zitten er helemaal alleen, maar als we afrekenen, arriveert
een Engels sprekend gezelschap. Ik vang iets op over
een vliegtuigramp…
Vanaf dat moment heeft de vakantie zijn onschuld verloren. Regelmatig informeren we bij landgenoten of er nog nieuws is. Malaysia Airlines, de MH 17,  12 uur vertrokken van Schiphol…
DAT WAS ONS VLIEGTUIG!
Alleen reisden wij niet op 17 maar op 9 juli…

Louis Couperus
Om de sfeer van onze reis naar Indonesië nog even vast te houden,
herlees ik thuis De stille kracht van Louis Couperus.
De plechtige zinnen, het bloemrijke taalgebruik…
ze passen wonderwel bij de Oosterse, mystieke sfeer,
en lijken die zelfs te versterken. Maar er is nog iets anders
wat hier onlosmakelijk mee verbonden lijkt:
de wat zoetige, bijna kruidige papiergeur die het boek uitwasemt, die doet denken aan vervlogen tijden en reeds lang gesloten antiquarische boekwinkeltjes. En dan besef ik:
sommige verhalen moet je uit een papieren boek tot je nemen.
Couperus op een e-reader? Dat is als goede wijn in een plastic partybekertje!

______________________________________________________________________

Dit bericht is geplaatst in Reisverslagen met de tags , . Bookmark de permalink.